|  Godfried-Willem Raes (1952): 
                Jumpy Variations (1995)
 
  Deze 
                variaties ontstonden uit mijn belangstelling voor een bepaalde 
                rekenkundige stelling die exakt en geloofwaardig lijkt, doch nog 
                steeds deel uitmaakt van de kategorie van de niet bewezen stellingen. 
                Uitgedrukt als procedure ziet de stelling er als volgt uit: Neem een geheel getal. Indien even, deel je het door 2. Indien 
                oneven, vermenigvuldig het met 3 en tel er 1 bij op. Ga nu door 
                met dezelfde procedure op deze uitkomst en wat blijkt: steeds 
                kom je terug tot 1.
 
 voorbeeld:
 
 gegeven 15:
 (15 * 3) + 1 = 46;       46 / 2 = 23;     
                  (23 * 3) + 1 = 70;       70 / 2 = 35 ;   
                    (35 * 3) + 1= 106;       106 / 2 
                = 53;       (53 * 3) + 1 = 160;       
                160 / 2 = 80;       80 / 2 = 40;     
                  40 / 2 = 20;       20 / 2 = 10;     
                  10 / 2 = 5;       (5 * 3) + 1 = 16;   
                    16 / 2 = 8;       8 / 2 = 4;   
                    4 / 2 = 2;       2 / 2 = 1
 
 Naast het mysterieuze van het zoeken naar het bewijs van zo een 
                'eenvoudige' stelling, raakte ik ook ge�ntrigeerd door de getallenreeks 
                die door deze funktie werd gegenereerd. Deze reeks is nogal avontuurlijk 
                en maakt grote exkursies, op en neer springend tussen grote en 
                kleine getallen. Zo ontstond het idee om dit algoritme toe te 
                passen op de melodische en harmonische ontwikkeling van een muzikale 
                kompositie.
 Alhoewel het mogelijk -hoewel erg omslachtig- zou zijn deze stukken 
                met de hand, met pen en papier, te komponeren, gaf ik de voorkeur 
                aan de komputer en schreef ik een algoritmisch kompositieprogramma 
                rond de gegeven regels. Tezelfdertijd bood dit mij de gelegenheid 
                uitvoering en interpretatie eveneens van het programma te laten 
                afhangen. Zo besloot ik het werk voor player piano te schrijven 
                en aldus ook de beperkingen van de menselijke uitvoerder te vermijden.
 De Jumpy Variations zijn echt interaktief: de interpretatie hangt 
                af van de uitvoerder die het instrument van achter de komputer, 
                waarop de algoritmische software draait, kontroleert. De originele 
                versie van de software -geschreven tussen 1992 en 1995- was een 
                MS-DOS multitasking programma dat beroep deed op een Intel 80836DX 
                processor. In 1999 vernieuwde en herschreef ik de software om 
                gebruik te kunnen maken van de grotere rekenkracht en het beter 
                handelbare, want ongesegmenteerde, geheugen van het Pentium II 
                platform. De 1999 versie is nu dus een volwaardige 32-bit applikatie, 
                draaiend onder Win32 (Windows NT, 98 of 2000) met een meer flexibele 
                gebruikers interface. Het maakt nu deel uit van mijn  real-time 
                kompositie software. De Jumpy Variations die eruit ontstonden 
                bestaan uit drie delen:
 1. Tendering
 2. Tropes
 3. Totems
 Elk deel doet beroep op het principe van de muzikale variatie 
                als kompositorisch proc�d�. Elke variatie onthult een andere weg 
                doorheen het springende algoritme. Het werk zelf is eerder sober, 
                zoniet streng en is onder te brengen in de kategorie van zuiver 
                abstrakte muziek - het is geen 'landschap met koeien' zoals ik 
                de meeste hedendaagse komposities omschrijf. In Tendering treedt 
                er weliswaar een 'vertedering' op, een kans voor het publiek om 
                op een expressief niveau het stuk tegemoet te treden. Die stap 
                ligt uiteraard bij de toehoorder. Het stuk zelf is niet retorisch 
                en dwingt niemand tot wat dan ook; precies daarom is het ook fragiel 
                en kwetsbaar.
 De tweede beweging, Tropes, gebruikt een selekte reeks getallen 
                waardoor het algoritme bijzonder interessante errupties op het 
                vlak van de melodische en harmonische ontwikkeling teweeg brengt. 
                Daar de geproduceerde getallen de neiging hadden ontzettend groot 
                te worden heb ik het logaritme van hun logaritme als vetrekpunt 
                gebruikt voor de verdeling over de 88 toetsen van het pianoklavier.
 Het laatste deel van deze variaties, Totems, plaatst het algoritme 
                in een vertikaal formaat; het produceert diskontinue klusters 
                waarvan elke simultane toon/onderdeel een eigen dynamiek krijgt. 
                De resonanties in de piano kunnen zo op een manier gekontroleerd 
                worden die totaal buiten het bereik van een uitvoerder van vlees 
                en bloed ligt. De klusters kunnen van 2 tot 56 tonen tellen. Hun 
                samenstelling is gebaseerd op erg specifieke regels voor harmonische 
                ontwikkeling. De tijdsindeling - los van elk gevoel van periodiciteit 
                - wordt berekend als een funktie van pianoresonantie en algoritmische 
                logika.
 
 
 Godfried-Willem Raes: FortePiano (1973)
 
 Dit stuk stamt uit mijn grootschalige muziekteaterproduktie Berichten 
                en Berechten geschreven in 1972/73 op teksten van de Vlaamse auteur 
                Jan Emiel Daele met wie ik in die tijd zowel politiek als artistiek 
                heel nauw samenwerkte. Binnen deze produktie onderlijnde deze 
                muzikale sektie de teksten rond de toenmalige bondsrepubliek Duitsland. 
                Dit verklaart ook het enigma dat aan deze kompositie ten grondslag 
                ligt. Het was oorspronkelijk georkestreerd voor een klein muzikaal 
                ensemble bestaande uit 8 instrumenten. Later, in het begin van 
                de jaren '80 herwerkte ik het stuk voor piano solo en in die versie 
                werd het ondermeer gespeeld door gereputeerde pianisten zoals 
                Philip Mead en Yvar Mikhashoff. Maar, ook in deze versie bleef 
                het stuk technisch heel moeilijk speelbaar: niet zozeer omwille 
                van de voorgeschreven noten maar wel omwille van wat op het vlak 
                van de dynamiek werd verlangd. Elk akkoord moet immers eerst ff 
                worden gespeeld, onmiddellijk gevolgd door hetzelfde akkoord in 
                een pp nuance. Daardoor ontstaat een ping-pong effekt.
 Toen ik mijn player piano vorsetzer bouwde in 1995 werd dit stuk 
                dan ook een geschikte kandidaat voor herwerking naar automatische 
                uitvoering. In de versie zoals ze op de CD werd opgenomen gebruikten 
                we twee vorsetzers en twee piano's, waarbij een instrument de 
                ff speelt, en het andere de pp akkoorden, in echo. Omdat het stuk 
                ook extensies buiten het normale toetsenbord gebruikt, bouwde 
                ik een geautomatiseerd mechaniekje dat ook binnenin de piano kan 
                spelen...
 
 
 Joachim Brackx (1975): Dualistic Solitude II (1999)
 
 
  Dualistic Solitude II is muziek voor een automaat, en dat hoor 
                je. In het stuk wordt geen poging gedaan het menselijke pianospel 
                na te bootsen of te verbeteren, nee, het laat de machine in haar 
                machine-zijn gerust, en probeert de specifieke kenmerken van die 
                machine konstruktief aan te wenden. Opmerkingen als 'het klinkt 
                machinaal' zijn dus irrelevant, of liever: vanzelfsprekend. De player-piano gaat met zichzelf een dialoog aan, die snel en 
                machinaal voortdreunt. Een mechanische koffieklets, ware het niet 
                dat het gesprek regelmatig onderbroken wordt door momenten van 
                twijfel en vervreemding. De machine hapert, er is iets niet pluis, 
                maar zonder bewustzijn zijnde (of niet zijnde), dreunt de eenzame 
                gesprekspartner even later ongehinderd voort. Zonder naar zichzelf 
                te luisteren overigens, en terecht, want hij zegt toch hetzelfde: 
                dualistische eenzaamheid, kommunicatie over de onmogelijkheid 
                tot kommunicatie.
 
 
 Hans Roels (1971): Sailing the Seas of Down Below (1995)
 
 
  Voor Hans Roels is de player-piano een ander instrument dan de 
                gewone piano. De eigenheid van de player-piano zit vooral in de 
                grote polyfone mogelijkheden (een orkest met 88 instrumenten/toetsen), 
                de komplexe ritmiek en de enorme snelheid. In Sailing the Seas 
                of Down Below heeft Hans Roels deze kenmerken op de spits gedreven 
                waardoor het stuk zeer 'pianistiek' aandoet: de uiterste mogelijkheden 
                van de player-piano, en dus ook de van de piano zelf, worden uitgeprobeerd. 
                Polyfonie tot 13 stemmen, vertragingen en versnellingen die met 
                elkaar gekombineerd worden, loopjes die zo snel gaan dat ze door 
                het menselijk oor als glissandi waargenomen worden,� Sailing the Seas of Down Below bevat twee ogenschijnlijk tegengestelde 
                elementen: een strakke melodie in een vast ritmisch patroon (typisch 
                'machinaal') en door elkaar slingerende kromatische lijnen in 
                een zeer vrije, improvisatorische ritmiek (met temposchommelingen 
                en rubati typisch 'menselijk'). Een machine als de player-piano 
                is perfekt in staat om deze schijntegenstelling op te heffen. 
                In het slotdeel worden de eerste sekonden van het werk a.h.w. 
                onder de mikroscoop gelegd en uitvergroot tot een langzaam dalende 
                klankmassa.
 
 
 Kris De Baerdemacker (1972): 3 Studies voor Player Piano 
                (1999)
 
 Imutatie
 Een groepje van vier noten wordt herhaald, identiek of wel gemuteerd, 
                en groeit uit tot een lange ketting met een konstant ritme dat 
                in de andere stemmen ge�miteerd wordt. Wat later klinkt bovenop 
                het gedreun een motiefje van drie noten dat door rotatie de muziek 
                naar een eerste hoogtepunt brengt. Zonder verpozen draaien motiefjes 
                rond eenzelfde noot en in andere stemmen worden nieuwe strengen 
                opgebouwd naar een tweede hoogtepunt toe: wanneer de overblijvende 
                stemmen allemaal unisono klinken stopt de muziek.
 
 Intermezzo
 
  Het intermezzo is een kort expressief stukje. Een kluster wordt 
                langzaam opgebouwd en afgerond met een melodie. Naarmate het stuk 
                vordert, wordt de kluster uitgedund en gefragmenteerd terwijl 
                de melodie evolueert tot grote blokken akkoorden: van de oorspronkelijke 
                melodie blijft niets over behalve dan het ritme... 
 Variaties
 Een grillig melodisch patroon wordt voortdurend herhaald terwijl 
                de dynamiek en ritmiek ervan minimale variaties ondergaan. In 
                de loop van het stuk wordt het patroon ge�miteerd of gekombineerd 
                met een nieuwe melodie. Soms klinkt het even weer alleen. Versnellingen 
                in het tempo bakenen de verschillende geledingen van het stuk 
                af.
 
 
 |